Overplaatsing

Overplaatsing

KC24-002 19 januari 2024

Uitspraak onafhankelijke klachtencommissie Wvggz Gelderland Midden en Zuid

 

Inzake : [klager]
Instelling : Pompestichting
Klachtnummer ; KC24-002
Datum ontvangst klacht : 15 januari 2024
Schorsingsverzoek : n.v.t.
Datum hoorzitting : 24 januari 2024
Datum beschikking : 29 januari 2024

 

 

Aanwezig bij de hoorzitting

 

[XX] (verweerder A/GD Pompestichting)

[XX] (verweerder B/psychiater en GD Pompestichting)

[XX] (verweerder C/psychiater Kairos en zorgverantwoordelijke)

[XX] (verweerder D/GZ-psycholoog)

[XX] (verweerder E/regiomanager)

 

[XX] (voorzitter)

[XX] (psychiater)

[XX] (jurist)

 

[XX] (ambtelijk secretaris Wvggz klachtencommissie)

 

 

Ingediende klacht

Klager is het niet eens met de wijziging van zorgverantwoordelijke.

 

 

Bevoegdheid klachtencommissie

Klager heeft een klacht ingediend over een situatie als bedoeld in artikel 10:3 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz). De klachtencommissie is op grond van artikel 10:1 lid 2 Wvggz bevoegd om uitspraak over deze klacht te doen.

 

 

Procesverloop

De klachtencommissie heeft op 15 januari 2024 een klachtenformulier ontvangen inzake verplichte zorg. Dezelfde dag zijn partijen geïnformeerd over de behandeling van de klacht en uitgenodigd voor een hoorzitting.

De klachtencommissie heeft op 22 januari 2024 het verweer ontvangen en dezelfde dag doorgestuurd naar partijen.

 

De digitale hoorzitting heeft plaatsgevonden op 24 januari 2024. Partijen hebben tijdens de zitting hun standpunt toegelicht. Aan het einde van de hoorzitting deelt de voorzitter mede dat de commissie uiterlijk 29 januari 2024 uitspraak zal doen.        

De klachtencommissie heeft met toestemming van klager inzage gehad in de volgende stukken:

-           Ingediende klacht;

-           Begeleidende brief bij klachtenformulier, d.d. 28-12-2023;

-           Blokkade veiligheidshuis, d.d. 17-12-2023;

-           Verweerschrift;

-           Beschikking Rechtbank zorgmachtiging, d.d. 17-11-2022 en 01-05-2023;

-           Product 31: Toewijzing zorg aan andere zorgaanbieder, GD of zorgverantwoordelijke

-           Somatische screening, d.d. 20-09-2022;

-           Zorgplan/behandelplan, d.d. 14-03-2023;

-           Aanwijzingen GD, d.d. 16-03-2023;

-           Historische maatregelen, d.d. 17-03-2023;

-           Mededeling voorbereiding zorgmachtiging, d.d. 22-03-2023;

-           Zorgplan, d.d. 03-04-2023;

-           Zorgkaart, d.d. 31-03-2023 en 14-04-2023;

-           Mails klager, d.d. 11-04-2023;

-           Bevindingen GD, d.d. 14-04-2023;

-           Informatiebrief zorgmachtiging, d.d. 25-05-2023;

-           Medische verklaring behorend bij de aanvraag zorgmachtiging, d.d. 04-07-2023;

-           Beslissing verlenen verplichte zorg, d.d. 17-11-2023, 22-12-2023 en 17-01-2024;

-           Brief aan advocaat, d.d. 17-12-2023;

-           Verslag gesprek met klager en familie, d.d. 20-12-2023 en 22-12-2023;

-           Decursus periode 19-12-2023 t/m 16-01-2024;

-           Artikel GGZ nieuws, d.d. 17-01-2024.

 

 

Feiten

Klager is een [leeftijd] man bekend met een schizofrenie spectrumstoornis en een depressieve stemmingsstoornis. Er is sprake van een lange behandelgeschiedenis met meerdere gedwongen opnames en gedwongen zorg in een forensisch kader.                           

 

De klachtencommissie heeft geen reden te twijfelen aan deze op medisch psychiatrisch

onderzoek gebaseerde diagnose.

 

In de periode waarop de klacht betrekking heeft ontving klager verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging ingaande op 01 mei 2023 en eindigend op 01 mei 2024.

 

 

Verslag van de hoorzitting

De voorzitter opent de vergadering en biedt de gelegenheid om zich voor te stellen. Klager heeft vlak voor de hoorzitting een sms-bericht gestuurd dat hij niet aanwezig zal zijn bij de hoorzitting, omdat hij nergens kan inloggen op een computer. Voorafgaande aan de hoorzitting is hierover contact geweest tussen de ambtelijk secretaris van de klachtencommissie en klager en zijn er opties geboden om deel te kunnen nemen. Ook is het belang benadrukt dat klager tijdig zou inloggen bij de hoorzitting. Klager wilde geen gebruik maken van ondersteuning door een PVP.

 

De voorzitter benoemt dat klager diverse klachten heeft ingediend maar slechts de klacht over de wijziging van zorgverantwoordelijke valt onder de klachtgronden van de Wvggz. De overige klachten dienen volgens een andere route behandeld te worden.

 

Standpunt van verweerder

Verweerder B deelt ter zitting mede dat haar collega GD de aanzegging van deze verplichte zorg heeft gedaan. Vanwege haar afwezigheid wordt zij vervangen door verweerder A en B. Zij hebben ook het verweerschrift geschreven. Verweerder B licht toe dat er door de zorgverantwoordelijke (verweerder D) telefonisch contact is opgenomen met haar omdat er problemen waren in de behandeling van klager. Klager bleef e-mails sturen naar de zorgverantwoordelijke en was voornemens aangifte te doen bij de politie. Klager heeft hier ook pogingen toe gedaan maar de politie was niet zo welwillend om de aangifte in behandeling te nemen, verklaart verweerder. De casus is besproken in het teamoverleg, multidisciplinair, en besloten is om de regiebehandeling en zorgverantwoordelijkheid over te dragen aan een collega (verweerder C). Verweerder B licht toe dat het besluit mede is ingegeven door het belang om binnen het team de forensische scherpte te waarborgen. Het gedrag van klager was een herhaling van zijn eerdere delictgedrag waar hij destijds een gemaximeerde forensische titel voor gekregen heeft. Verweerder B heeft aansluitend een officieel verzoek voor akkoord op de 8.16 brief ingediend bij het bureau GD. Dit is geaccordeerd door de betrokken GD-en.

Verweerders benadrukken dat de formele handelingen zijn uitgevoerd. De aanzegging met redenen omkleed met klager besproken en op papier uitgereikt.

 

De commissie vraagt verweerders hoe dit besluit is gecommuniceerd met klager omdat in het dossier alleen beschreven staat dat dit per mail is gedaan. Verweerder D. licht toe dat zij op 19 december 2023 een sms-bericht heeft ontvangen van klager waarin hij de voorgenomen aangifte aankondigt. Na de bespreking in het team heeft zij klager per mail laten weten dat zij een verzoek zal indienen voor wijziging van de zorgverantwoordelijkheid en dat klager dat op een later moment hier verder over geïnformeerd zal worden.

Verweerde D benoemt ter zitting dat zij zich niet veilig genoeg voelde om direct in gesprek te gaan met klager. Ze vond het wel van belang dat klager direct op de hoogte was van de situatie en heeft dit daarom per mail gedaan. Als onderbouwing hiervoor noemt verweerder de mail waarin klager aankondigt aangifte te gaan doen tegen zijn behandelaar. Hij heeft daarin 59 andere mensen meegenomen in cc., onder andere van de gemeente en politieke partijen en haar emailadres en persoonlijke telefoonnummer van werk gedeeld. Klager is bekend met smaad en laster en identiteitsfraude, waar hij gemaximeerd TBS voor heeft gekregen, vult zij aan. Dit heeft meegespeeld in de keuze om geen persoonlijk gesprek met klager aan te gaan.

Verweerder zegt toe de mail aan klager na te sturen aan de klachtencommissie.  

 

In de slotronde komt aan de orde dat het geen standaardbeleid is binnen Pro Persona dat de regie en zorgverantwoordelijkheid wordt overgedragen als er aangifte wordt gedaan tegen een medewerker. Hieraan ligt altijd een weging ten grondslag. Verweerder E benadrukt dat er geen sprake is van beëindiging van de behandelrelatie met klager en dat direct vervanging is ingezet.

Verweerder D vult tenslotte aan dat in de besluitvorming om een andere regiebehandelaar te kiezen ook de ethische beroepscode is meegenomen, specifiek het onderdeel rolintegriteit. Dit heeft betrekking op het feit dat vermenging van rollen bij de behandeling van een cliënt vermeden moet worden. In deze situatie was dat aan de orde, aldus verweerder, omdat zij zowel behandelaar was als ook een soort van ‘verdachte’, op basis van de aangifte van klager. Verweerder sluit af met de opmerking dat er inmiddels een aangifte ligt.

 

De voorzitter dankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de hoorzitting onder vermelding dat alle partijen uiterlijk 29 januari 2024 de uitspraak tegemoet kunnen zien.

 

 

BEVINDINGEN VAN DE COMMISSIE

 

Ontvankelijkheid klacht en bevoegdheid commissie

Op grond van artikel 10.3 van de Wvggz kan een klacht worden ingediend bij de klachtencommissie over de nakoming van een verplichting of een beslissing op grond van de in dat artikel opgenomen bepalingen. De klacht is gericht tegen een beslissing van de geneesheer-directeur op grond van artikel 8:16 Wvggz. Op grond van artikel 10:3, eerste lid, aanhef en onder l, Wvggz kan een klacht worden ingediend tegen deze beslissing.

 

Gronden en overwegingen

Gelet op de ingebrachte stukken, de inhoud van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting komt de klachtcommissie tot de volgende overwegingen.

 

Allereerst en meer in het algemeen overweegt de commissie dat verplichte zorg bij psychiatrische patiënten een ernstige inbreuk is op hun persoonlijke levenssfeer en/of lichamelijke integriteit. Deze inbreuk dient dan ook met de nodige waarborgen omkleed te zijn. Daarom worden er zowel op juridisch als op medisch gebied eisen gesteld aan het mogen toepassen van verplichte zorg. Op juridisch gebied moet verplichte zorg voldoen aan de gronden van de Wvggz en aan vormvoorschriften zoals vastlegging van het zorgplan en het uitreiken van een voldoende gemotiveerde schriftelijke kennisgeving van de verplichte zorg.

 

Klager is een [leeftijd] man bekend met een schizofrenie spectrumstoornis en een depressieve stemmingsstoornis. Als gevolg van een psychose is klager in het verleden overtuigd geraakt van niet met de realiteit overeenstemmende gedachten. Klager heeft in het verleden verschillende delicten (smaad, belaging, identiteitsfraude en belediging) gepleegd waarbij hij werd gedreven door deze waangedachten. Uiteindelijk raakte klager dakloos en verloor zich steeds meer in het klokkenluiden en het benaderen van een vrouw. Klager klaagt over het feit dat de zorgverantwoordelijke (verweerder D) de wet- en regelgeving rondom de Handelsregisterwet niet nakomt. Om deze reden was klager voormens om aangifte bij de politie tegen verweerder D te doen. Klager is het niet eens dat er een nieuwe zorgverantwoordelijke (verweerder C) is toegewezen. Klager verwacht dat ook de nieuwe zorgverantwoordelijke zich niet zal houden aan de wettelijke verplichtingen die voortvloeien uit de Handelsregisterwet. Klager is van mening dat de aanstelling van een nieuwe zorgverantwoordelijke slechts van zeer tijdelijke aard zal zijn. Tot slot heeft klager behoefte aan rust in de behandeling met een vaste zorgverantwoordelijke en behandelaren.

 

Verweerders benadrukken dat de casus van klager is besproken in een teamoverleg. In het verweerschrift is uiteengezet dat het beleid is om in deze situaties de regiebehandeling over te dragen aan een andere collega. Een behandelrelatie met verweerder D was niet meer mogelijk, aangezien klager voornemens was om aangifte bij de politie tegen haar te doen. Op 19 december 2023 heeft verweerder D een sms-bericht van klager ontvangen waarin hij de voorgenomen aangifte kenbaar maakt. Afgesproken werd om de regiebehandeling en zorgverantwoordelijkheid over te dragen aan een andere collega (verweerder C). Er is direct een nieuwe zorgverantwoordelijke aangewezen. Hierop heeft verweerder D op 20 december 2023 klager per mail van het besluit op de hoogte gesteld. Verweerder D voelde zich niet veilig om direct in gesprek te gaan met klager. Er is tevens contact en afstemming geweest met de geneesheer-directeur en andere betrokken partijen.

Het besluit van de geneesheer-directeur van 20 december 2023 is schriftelijk als volgt gemotiveerd: ‘Motivatie van mijn besluit: Door het voornemen een aangifte te doen tegen huidige zorgverantwoordelijke is er geen samenwerkingsrelatie meer en kan ik geen goede zorg leveren.’

In een klachtprocedure over een beslissing van een geneesheer-directeur als bedoeld in art. 8:16 lid 1 Wvggz, kan worden geklaagd over de in hoofdstuk 2 van de Wvggz opgenomen algemene uitgangspunten, die bij de uitvoering van de wet steeds in acht moeten worden genomen.[1] Op grond van art. 2:1 leden 5 en 6 Wvggz dienen bij de uitvoering van een zorgmachtiging de wensen en voorkeuren van de betrokkene ten aanzien van de zorg te worden vastgelegd en in beginsel te worden gehonoreerd.

 

Art. 8:16 Wvggz maakt deel uit van paragraaf 5 van hoofdstuk 8 van die wet. Paragraaf 5 heeft als opschrift ‘Overplaatsing, tijdelijke onderbreking en beëindiging’. Art. 8:16 lid 1 Wvggz bepaalt dat de geneesheer-directeur op aanvraag of ambtshalve de verantwoordelijkheid voor het verlenen van zorg op grond van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging aan een andere zorgaanbieder, geneesheer-directeur of zorgverantwoordelijke kan toewijzen. De betrokkene, de vertegenwoordiger, de advocaat of de zorgverantwoordelijke kan bij de geneesheer-directeur daartoe een schriftelijke en gemotiveerde aanvraag indienen. Art. 8:16 lid 2 Wvggz bepaalt dat de geneesheer-directeur zijn beslissing op grond van het eerste lid schriftelijk en gemotiveerd aan de betrokkene meedeelt en een afschrift van de beslissing zendt aan de vertegenwoordiger, de advocaat en de officier van justitie. Art. 8:16 lid 3 Wvggz bepaalt dat de geneesheer-directeur geen ambtshalve beslissing of instemmende beslissing op de aanvraag kan nemen dan nadat de beoogde zorgaanbieder, geneesheer-directeur of zorgverantwoordelijke zich bereid heeft verklaard tot het verlenen van zorg of verplichte zorg op grond van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging. De leden 4 tot en met 7 van art. 8:16 lid Wvggz regelen onder meer aan wie een afschrift van de beslissing moet worden gezonden, dat de geneesheer-directeur de betrokkene, de vertegenwoordiger of de advocaat schriftelijk in kennis stelt van de klachtwaardigheid van de beslissing en dat het dossier van de betrokkene ter beschikking komt van de nieuw aangewezen zorgverantwoordelijke.

 

De tekst van de wet wijst erop dat de geneesheer-directeur aan de toewijzing van de verantwoordelijkheid voor het verlenen van zorg op grond van een zorgmachtiging aan een andere zorgverantwoordelijke in alle gevallen een uitdrukkelijke beslissing ten grondslag moet leggen. Dat art. 8:16 lid 1 Wvggz bepaalt dat de geneesheer-directeur de verantwoordelijkheid kan toewijzen aan een andere zorgverantwoordelijke, brengt tot uitdrukking dat art. 8:16 Wvggz aan de geneesheer-directeur een bevoegdheid toekent waarvan hij in voorkomend geval gebruik kan maken.[2] Het vorenstaande is in deze casus aan de orde. De klachtencommissie heeft namelijk geconstateerd dat de verantwoordelijkheid van de zorg over is gegaan naar een andere zorgverantwoordelijke, namelijk verweerder C. In deze situatie moet zijn voldaan aan de overige vereisten die art. 8:16 Wvggz stelt, waaronder het bestaan van de bereidheid de verantwoordelijkheid voor de zorg over te nemen en het ter beschikking komen van het dossier als bedoeld in art. 8:4 Wvggz van de nieuw aangewezen zorgverantwoordelijke.

 

Dat bij toewijzing van de verantwoordelijkheid van de zorg op grond van een zorgmachtiging aan een andere zorgverantwoordelijke de geneesheer-directeur in alle gevallen een daarop gerichte beslissing moet nemen, strookt met de parlementaire toelichting op art. 8:16 Wvggz. Daarin is vermeld dat deze bepaling het mogelijk maakt om de verantwoordelijkheid voor het verlenen van zorg aan een ander toe te wijzen, waarbij het uitgangspunt is dat de geneesheer-directeur en de betrokkene tot overeenstemming komen met alle betrokken partijen.[3]

Voorwaarde is dat onder meer de beoogde zorgverantwoordelijke instemt met het overnemen van de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de zorgmachtiging. De klachtencommissie stelt voorop dat in een klachtenprocedure over een beslissing van een geneesheer-directeur als bedoeld in artikel 8:16 Wvggz kan worden geklaagd over de in hoofdstuk 2 van de Wvggz opgenomen algemene uitgangspunten die bij de uitvoering van de wet steeds in acht moeten worden genomen.[4]  Het vorenstaande impliceert dat een klager in een klachtenprocedure ook kan klagen over de beoordeling van de proportionaliteit, subsidiariteit, effectiviteit en veiligheid van de verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging. Uit de beslissing van de geneesheer-directeur van 20 december 2023 blijkt niet dat de proportionaliteit, subsidiariteit, effectiviteit en veiligheid zijn beoordeeld. Uit het verweerschrift en de toelichting van verweerders op de mondelinge behandeling, blijkt dat deze beoordeling echter wel heeft plaatsgevonden. Deze beoordeling is onvoldoende gemotiveerd in de 8:16 brief. Uit het oogpunt van zorgvuldigheid had dat volgens de klachtencommissie wel gemoeten.

 

Verweerders stellen zich op het standpunt dat er conform artikel 8:16 Wvggz is gehandeld.

Verweerder C heeft zich bereid verklaard de verantwoordelijkheid voor de zorg over te nemen. Om deze reden is voldaan aan artikel 8:16 lid 3 Wvggz. Klager heeft daarentegen bezwaar tegen de aanwijzing van een andere zorgverantwoordelijke. Het is echter de vraag in hoeverre een constructieve behandelrelatie tussen klager en verweerder D nog mogelijk is in deze casus. Een aanknopingspunt voor een oplossing vinden we in de parlementaire geschiedenis. In de parlementaire geschiedenis is in dit verband onder meer opgemerkt dat bij de dreiging van een vastlopende behandelrelatie overwogen kan worden om met gebruikmaking van de mogelijkheid van artikel 8:16 Wvggz de behandeling te laten voortzetten door een andere zorgverantwoordelijke.[5] Meestal zal artikel 8:16 Wvggz toegepast worden als de betrokkene wordt overgeplaatst naar een andere setting, waarmee het logisch is dat een andere zorgverantwoordelijke wordt aangewezen, aldus de parlementaire geschiedenis.[6]

Uit de aangeleverde stukken kan worden opgemaakt dat de behandelrelatie tussen klager en verweerder D is vastgelopen, omdat klager voornemens was om aangifte bij de politie tegen verweerder D te doen. De geneesheer-directeur heeft daarom terecht ingegrepen in de toepassing van verplichte zorg in deze individuele casus. Hij heeft besloten om een andere zorgverantwoordelijke aan te wijzen (artikel 8:16 lid 1 Wvggz). Ook vanuit de verweerders wordt dit als wenselijk gezien. Interne richtlijnen kunnen hierbij als leidraad fungeren om te bepalen op welke momenten deze afwegingen moeten worden gemaakt. Volgens verweerder D was klager op de hoogte van het feit dat de behandeling zou worden voortgezet door een andere zorgverantwoordelijke. Naar het oordeel van de klachtencommissie is het wenselijk dat verweerder C de als zorgverantwoordelijke de behandeling voortzet. Met een nieuwe zorgverantwoordelijke kan namelijk gewerkt worden om uit de vastgelopen behandelrelatie te komen. De klachtencommissie kan de inhoudelijke overwegingen van verweerders als passend kwalificeren. Bij een vastlopende behandelrelatie is het passend om gebruik te maken van de mogelijkheid om de behandeling voort te laten zetten door een andere zorgverantwoordelijke. Daarom acht de commissie deze klacht ongegrond.

 

Uitspraak

De klachtencommissie verklaart de klacht ongegrond.

 

 

Aanbeveling

De klachtencommissie beveelt aan om in de 8:16 brief expliciet in te gaan op de beginselen en beoordeling van proportionaliteit, subsidiariteit, effectiviteit en veiligheid. Uit het oogpunt van zorgvuldigheid is het van belang om deze beginselen helder te benoemen, zodat de beslissing op een deugdelijke motivering berust. Tot slot: blijf persoonlijke gesprekken voeren. Dit geeft alle betrokkenen de mogelijkheid om de behandelrelatie zoveel mogelijk in goede banen te leiden.

 

 

 

Beroep

Klager, vertegenwoordiger of de zorgaanbieder kan door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift bij de Rechtbank Gelderland beroep instellen tegen onderhavige uitspraak van de klachtencommissie. De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de betrokkene is meegedeeld.

 

 

 

Aldus besloten,

namens de Wvggz klachtencommissie,

i/o

 

[XX]

Voorzitter Wvggz klachtencommissie

Datum: 29 januari 2024

Aantal bladzijden: 7

 

[1] HR 18 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2096, r.o. 4.1.3.

[2] HR 13 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:689.

[3] Kamerstukken II 2009/10, 32399, nr. 3, p. 94-95.

[4] HR 16 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1162.

[5] Kamerstukken II 2009/10, 32399, nr. 3, p. 86.

[6] Kamerstukken I 2017/18, 32399, nr. D, p. 26 en 30.